Wat zijn de voor- en nadelen van een tussentijdse raadsverkiezing?
Tussentijdse raadsverkiezing heeft risico’s
De Tweede Kamer wil onderzoek naar de mogelijkheid van een tussentijdse raadsverkiezing bij politieke crises. Technisch kan dat via een ontbinding van de gemeenteraad, maar is het ook wenselijk om het in te voeren. Er zijn voor- en nadelen. Er kan een politieke doorstart worden gemaakt, dat is zeker winst. Maar het kan ook een zelfstandige bron zijn voor extra politieke instabiliteit. Vooral naar dat aspect moet goed worden gekeken.
Optie ontbinding gemeenteraad kan crisis uitlokken
Niemand wist meer van het fenomeen ‘ontbinding van volksvertegenwoordigingen’ dan wijlen oud-collega en D66-senator Jan Vis. Voor de ‘Staatscommissie-Dualisme en lokale democratie’ – waarvan hij lid en vicevoorzitter was – zocht hij nauwgezet uit wat de voor- en nadelen zijn van het ontbinden van gemeenteraden en provinciale staten. In de Tweede Kamer is nu het initiatief genomen om nog eens te laten uitzoeken of het wenselijk is om een dergelijke ontbinding in gemeente en provincie mogelijk te maken door middel van een wijziging van de Grondwet. Een ontbinding die leidt tot een tussentijdse verkiezing kan op allerlei manieren worden vorm gegeven: zelfontbinding door de raad of een externe ontbinding door de minister, de CdK, bij wet etc. Hoewel grondwetsherziening een ingewikkeld en langdurig traject oplevert, is de invoering van een en ander technisch heel goed realiseerbaar. Het evidente voordeel van een ontbinding is dat er een nieuwe start kan worden gemaakt na een politieke crisis of als de politiek-bestuurlijke verhoudingen danig zijn verstoord. Het meest democratisch is het om een zelfontbinding in te voeren, in die zin dat bij raadsmeerderheid wordt besloten om een nieuwe verkiezing te houden. Zou de ontbindingsbevoegdheid bijvoorbeeld aan de burgemeester worden gegeven, dan is onder de huidige verhoudingen er een aanmerkelijke kans dat deze zijn of haar positie daarmee opblaast. Ook kan de ontbindingsbevoegdheid worden toebedeeld aan de minister of de CdK. Onder zeer bijzondere omstandigheden zou dan deze externe partij kunnen besluiten om een nieuwe verkiezing uit te schrijven. Dat is echter een nogal vergaande ingreep in de lokale autonomie met mogelijk veel politiek rumoer als gevolg. Maar het is wel een optie die ook zou moeten worden uitgewerkt, want er zijn situaties – zoals nu in de gemeente Den Haag – waarbij een nieuwe raadsverkiezing wel degelijk uitkomst kan brengen. Is er een nieuwe raadsverkiezing in bijvoorbeeld het laatste jaar van de reguliere zittingsperiode, dan zal het onvermijdelijke gevolg zijn dat er in het land uiteenlopende zittingsperiodes zijn voor de gemeenteraden. Dat is op zichzelf genomen niet bezwaarlijk, maar kan wel verstorend werken in allerlei beleidsprocessen, zoals regionale samenwerking. De belangrijkste vraag is echter of de mogelijkheid van ontbinding ook nieuwe problemen oproept. Jan Vis stelde destijds vast dat de decentrale ontbinding een bron van politieke instabiliteit kan zijn en de Staatscommissie dualisering en de regering namen dat standpunt over. Dit is inderdaad het grootste punt van zorg. Er kunnen allerlei politieke redenen zijn om een college de wacht aan te zeggen. In de huidige verhoudingen moet dan op basis van de bestaande politieke verhoudingen naar oplossingen worden gezocht. In de regel blijven de meeste spelers dan binnen beeld. Bij een mogelijkheid van ontbinding en tussentijdse verkiezingen kunnen persoonlijke ambities een veel sterkere rol gaan spelen bij het ten val brengen van colleges. Indien er persoonlijk-politieke rekeningen worden vereffend en een tussentijdse wisseling van de wacht plaats vindt, kan het nieuwe instrument een zelfstandige bron van instabiliteit worden, terwijl juist wordt beoogd om door een ontbinding de verhoudingen te stabiliseren. Vooral nu de versplintering van het politieke landschap veel groter is dan in de jaren toen Vis zijn advies schreef, is het goed aan dit aspect grondig aandacht te schenken.